Overeen 2017-38

2 • april 2017 zaak mee bedoeld: een op Ons lijkend beeld. Hoewel onbedoeld door de oudtestamentische schrijver gaven bepaalde kerkvaders later aan deze dubbele bewoording hun eigen cre- atieve invulling. Ze legden ‘beeld’ en ‘gelijkenis’ uiteen als twee onder- scheiden realiteiten. Het tweede hoofdstuk van de Bijbel vertelt in mythische taal hoe de mens ten val komt: zondeval en verdrijving uit de Hof van Eden (Gen 2). Die kerkvaders zeggen hierover: de mens behoudt op dat moment wel het beeld van God in zich, maar de gelijkenis verliest hij. Er is sprake van een ‘beschadigde icoon van God‘ zoals de geciteerde hymne het noemt. Deze ‘draai’ in de uitleg van de Bij- beltekst is een mooie kerkvaderlijke vondst: ze drukt uit dat er met die mens die wij ten diepste zijn, nog een hele wereld te winnen valt. Voor de mens in zijn gebrokenheid is er toe- komst. Zo komt er ruimte. Hij of zij mag toegroeien naar zijn diepste wezen, want dat is goed en Godge- geven. Een positief mensbeeld. Godsbeeld Jezus’ leerlingen hebben in Hem de vervulling gezien van alles wat er in de Schrift over de relatie tussen God en mens was gezegd. In Zijn helend en bevrijdend handelen ‘herstelde Hij de beschadigde icoon van God naar zijn oorsprong’. Zo konden de kerkva- ders, als het ware terugkijkend, ook zeggen dat het Beeld, de Icoon, waar- naar de mens in den beginne gescha- pen was, Christus zelf was. Daarmee sloten ze aan bij het Nieuwe Tes- tament dat Jezus ‘beeld Gods’ noemt (2 Kor 4,4, vgl. 1 Kor 11,7 en Kol 1,15), ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader’ (Joh 14,9). Het Christusmysterie vormt de definitieve basis voor de ontwikkeling van de icoon. God mag je niet afbeel- den volgens het Oude Testament. Maar ‘het onbegrensde Woord van God nam grenzen aan: Het werd mens…’ Dan kun je Hem in zijn menszijn ook afbeelden. Binnen het christendom was het, als uiterste con- sequentie van de Menswording, on- vermijdelijk dat men dat oudtesta- mentische beeldenverbod ooit over- boord zou zetten. Daarmee verbonden is voortaan ook de mogelijkheid om allen die Jezus volgden, ‘uw geliefden’, af te beelden, ‘hen, die uw gestalte vorm- den in ons midden, uw heiligen’ (zie bijgaand icoonwijdingsgebed). Op ico- nen wordt de mens in zijn uiteindelij- ke ‘vergoddelijkte’ gestalte afgebeeld, ‘gesierd met goddelijke schoonheid’. Vandaar sacrale gestalten tegen een gouden of lichtende – hemelse – ach- tergrond. De icoon gaat over aanwezigheid. Zoals men in Bijbellezing Gods aan- wezigheid kan bespeuren, zo kan deze evenzeer oplichten in de icoon. God kijkt in iconen als het ware de mens aan, en de mens God. Omdat je de onzichtbare God niet kunt afbeelden, gaat het bij iconen altijd om mensen- gezichten: van Christus, Gods icoon bij uitstek, van de heiligen. ‘In men- sengezichten kijkt Gij ons aan’: in gewijde schilderingen, maar last but not least ook in de gezichten van onze medemensen, geschapen ‘naar het beeld – de icoon - van God’. £ Leo van Leijsen is medewerker Oosterse Kerken van de Katholieke Vereniging voor Oecumene. ‘In mensengezichten kijkt Gij ons aan’ «Heer God, Machtige, Gij woont onder ons. Gij hebt aan onze vaderen uw woord gegeven: ‘Ik zal er zijn’. En zie, uw aanwezigheid lichtte op in het mooiste dat mensen te bieden hebben: zilver, goud en zijdedraad, toegewijd handwerk, levenskunst. Veelkleurig is uw woord geworden: een huis van verbondenheid waarin het goed wonen is. Zo kreeg uw Verbond met Israël gestalte, zo hebt Gij met ons geschiedenis gemaakt. Nee, mensenbeelden zijn U niet te min, de iconen van uw geliefden zijn aan U welbesteed. In mensengezichten kijkt Gij ons aan, uw Naam gaat lichtend over onze aarde. En wij, wij mogen onze ogen geloven en uw heerlijkheid genieten. Met eerbied kijken wij op naar hen, die uw gestalte vormden in ons midden, uw heiligen. Zij gingen ons voor, stralend levend, doende gerechtigheid. In hun spoor willen wij gaan, uw zege tegemoet, uw rijk van vrede en geluk. Zo bidden wij U.» [Uit: ‘Wijding van Ikonen’, Byzantijns Liturgikon , pp 671-672, poëtische hertaling door Servaas Bellemakers van Russisch icoonwijdingsgebed]

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=