Jaarverslag 2008-2009

Jaarverslag  ‒   ren, adviseur van het bestuur namens de Protestantse Kerk in Nederland, presenteerde de nota op de vergade- ring van het bestuur van 14 januari 2009. Allereerst be- nadrukte hij dat de oecumenische oriëntatie van de Pro- testantse Kerk in Nederland in de kerkorde zelf verankerd is. Dat neemt niet weg dat er binnen de kerk een grote verscheidenheid aan opvattingen over oecu- mene te vinden is. Dit hangt samen met de samenstel- ling van de Protestantse Kerk waarin drie verschillende tradities zijn samengegaan. Een gevoelig punt in de ver- houding tot de Katholieke Kerk is, dat de Katholieke Kerk de Protestantse Kerk niet als ‘kerk in eigenlijke zin’ beschouwt. Dit neemt anderzijds niet weg dat de per- soonlijke contacten tussen beide kerken hartelijk zijn. De aanwezigheid en korte toespraak op de synodever- gadering van de bisschop-referent voor oecumene, mgr. J. van Burgsteden s.s.s., werden zeer gewaardeerd. Een ander belangrijk accent in de nota betreft de nieuwe verhouding van de Protestantse Kerk in Nederland tot de pinksterkerken. Bij de viering van 100 jaar Pinkster- beweging in 2007 werd hiertoe een eerste stap gezet door de toenmalige scriba van de Protestantse Kerk, dr. B. Plaisier. Intensivering van de oecumenische contac- ten met de Pinksterkerken is een van de belangrijke ver- nieuwende beleidslijnen van deze nota. Een interessant initiatief in het verlengde van deze nota is het voorstel om te komen tot een nationale prote- stantse synode. Het bestuur besloot om deze ontwikke- ling goed te volgen. Ds. J. van Pijkeren, adviseur van het bestuur, en T. Akerboom, lid van het Dagelijks Bestuur, zullen dit behartigen. 2.4.4 Excommunicatie en oecumene De beslissing van paus Benedictus XVI om de excom- municatie van de Pius X Broederschap op te heffen vormde de aanleiding om in het bestuur enkele bespre- kingen te wijden aan de betekenis van de opheffing van excommunicatie in het proces naar het herstel van de eenheid van de Kerk, toegepast op oecumenische rela- ties. Uitgangspunt was de vraag of ook in oecumenische verhoudingen geldt, dat – alvorens een dialoog over het herstel van eenheid kan beginnen –, de in het verleden uitgevaardigde excommunicatie moet worden opgehe- ven. Als voorbeelden werden daarbij genoemd het op- heffen van het anathema in 1965 tussen het Oecu- menisch patriarchaat (Orthodoxe Kerk) en de Zetel van Rome (Katholieke Kerk) en het opheffen van de blokka- des voor de dialoog tussen de Katholieke Kerk en de Oud-katholieke Kerk in 1966. Deze besprekingen waaraan de kerkjurist prof. dr. R. Huysmans een belangrijke bijdrage leverde, resulteerden in het inzicht dat excommunicatie naar de opvatting van het kerkelijk recht betrekking heeft op personen en daar- mee eindig is. Een breuk in de gemeenschap van de Kerk is een gevolg van verschillen in de leer of kerkorde die langs de weg van de dialoog opgelost moeten worden. Huysmans tekende daarbij wel aan, dat er ten aanzien van de relatie tussen het kerkelijk recht en het principe van de vrijheid van godsdienst nog wel belangrijke vra- gen liggen die ook oecumenisch van belang zijn. Het kerkelijk recht bepaalt dat een katholiek die overgaat naar een andere kerk door de werking van het recht geëxcommuniceerd is. Omgekeerd vindt de Katholieke Kerk dat de overgang van niet-katholieken naar de Ka- tholieke Kerk niet belemmerd mag worden. De Vati- caanse Raad voor de Interpretatie vanWetsteksten heeft deze zaak goed onderzocht en besloten de codex op dit punt niet te veranderen, maar anderzijds de inhoud van de formele kerkverlating zo hoog op te schroeven tot schisma, ketterij of apostasie dat hij bijna niet voltrok- ken wordt. Daardoor blijft het open hoe het in het ka- tholieke perspectief precies zit met de overgang van de Katholieke Kerk naar een andere kerk of godsdienst. Be- langrijk in dit verband is een initiatief dat de Wereldraad van Kerken in 2006 startte en er op gericht is een ge- dragscode voor bekering te ontwikkelen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=