Jaarverslag 2004-2005

Jaarverslag  -  11 uitvoerig in het bestuur van de vereniging besproken. De bespreking van het rapport werd door twee leden van de dialoogcommissie, mw. dr. M.Wijlens (rk) en dr. M. Smalbrugge (prot.), ingeleid. Opvallend was de vrij kritische presentatie van M. Smalbrugge. Hij poneerde de stelling dat het rapport een voorbeeld is van een klassieke vorm van oecumene die achterhaald is. In het huidig tijdsgewricht ziet Smalbrugge een voortgaande versplintering aan protestantse en een reconfessionali- sering aan katholieke zijde. Hij had dan ook geen grote verwachtingen van dit rapport en pleitte voor een nieu- we vorm van oecumene die aansluit bij de vraag waar het nu op aankomt: hoe overleeft het christendom? In een tweede bespreking werd aandacht besteed aan de reactie van de katholieke bisschoppen op het rapport. Naast waardering plaatsen de bisschoppen een aantal serieuze kanttekeningen bij het rapport. Binnen de complementariteit van de lokale en universele dimensie geven zij met een beroep op het Concilie prioriteit aan de universele dimensie. De bisschoppen beschouwen de parallellie tussen de gereformeerde en de katholieke tra- dities in het functioneren van het geordineerde ambt niet als een gelijkenis, en benoemen een aantal punten van verschil. De term ‘tussenniveau’ achten zij niet ge- schikt om de verschillen in kerkstructuur te overbrug- gen; ook wijzen de bisschoppen de suggestie van een oecumenisch kerkrecht van de hand. In een derde be- spreking gaf A. Scheer zijn visie op de lokale en de uni- versele dimensie van de Kerk vanuit het perspectief van de liturgie. De balans kan pas worden opgemaakt als ook de Pro- testantse Kerk in Nederland en de Oud-Katholieke Kerk zich hebben uitgesproken over het rapport. De vereniging overweegt om een publieke bijeenkomst over de oecumenische dialoog aangaande de ecclesio- logie te beleggen nadat ook de andere kerken hun re- actie op het rapport hebben gegeven.  .  Advies Advies inzake de praktijk van oecumenische doopvieringen In februari 2003 ontving het bestuur een verzoek van de bisdomraad van het aartsbisdom Utrecht om advies inzake de praktijk van oecumenische doopvieringen. Over de praktijk van de oecumenische doopvieringen heeft in de afgelopen jaren op het niveau van het be- stuur uitvoerig beraad plaatsgevonden. De in de loop der jaren gegroeide praktijk valt soms buiten de kaders van het Oecumenisch Directorium dat voor de Katholie- ke Kerk maatgevend is. De bisdomraad vroeg om een beleidsadvies dat past binnen de kaders van het Oecu- menisch Directorium. Het beraad in het bestuur mond- de uit in een notitie die aan de bisdomraad van het aartsbisdom werd aangeboden ten behoeve van de ver- dere beleidsbepaling. Deze notitie werd op 16 maart 2005 door het bestuur vastgesteld.  .  Oecumenische vorming Van verschillende kanten wordt het belang van oecu- menische vorming onderstreept. In 2002 - 2003 inventa- riseerde G. van Dartel de behoefte en het aanbod aan oecumenische vorming op dekenaal niveau. Er wordt op basisniveau weinig aan oecumenische vorming ge- daan. Er is in toenemende mate sprake van een kennis- tekort. En tevens is er behoefte aan bruikbare handrei- kingen. In aansluiting op deze verkenning heeft de vereniging in 2004 een subsidie verworven voor het aantrekken van een coördinator oecumenische vor- ming. Deze coördinator zal zich vooral richten op de oecumenische vorming van katholieken die in de lokale oecumene actief zijn. In samenwerking met de bisdom- men zullen voor dit doel in de loop van de komende jaren enkele basiscursussen oecumene worden ontwik- keld en aangeboden.

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=