Perspectief 2018-39

2018-39 Symposium: Het uitgestelde dispuut. Luthers stellingen herlezen 14 De stellingen van toen Prof. dr. theol. Christoph Burger 1 Inleiding: De aflaten - en Luthers protest Luthers kritiek op de aflaat betrof niet de kern van zijn reformatori- sche boodschap. Het centrum van zijn boodschap was immers dat God door Jezus Christus zijn genade aan de zondige mens om niet geeft. Dat Luther ‘Gods gerechtigheid’ nu zó kon begrijpen, ervoer hij als bevrijding. Hij veranderde dan ook zijn achternaam van ‘Luder’ naar ‘Luther’. 1 In Jezus Christus zag Luther de enige middelaar tussen God en de mensen. Jezus Christus alleen – en dus niet diens moeder Maria, niet de heiligen, niet de paus, de bisschoppen en priesters. Deze zienswijze bevatte springstof. De kerk beschouwde zich immers als de middelares tot Jezus Christus, de mid- delaar. Men vergelijke bijvoorbeeld een uitspraak van zijn oudere medebroeder in de orde van de augustijnen eremieten, de hoogleraar theologie aan de universiteit Erfurt Johannes von Paltz: God geeft meer genade door bemiddeling van de priesters van zijn kerk dan direct. 2 Als hoogleraar theologie aan de universiteit Wittenberg gaf Luther zijn reformatorische boodschap aan zijn studenten door. Maar wat Luther in zijn colleges – overigens tot 1520 op een weinig spectaculaire wijze – aan zijn studenten over zijn nieuwe ontdekking ver- telde, veroorzaakte buiten Wittenberg niet veel ophef. Zeer anders was het toen hij kritiek op de verkoop van aflaten uitte. Hij deed dat uiterst voorzichtig: hij nodigde uit tot een academische disputatie. En dat deed hij in de Latijnse taal, de taal van de geleerden. Op die manier, zou men denken, bereikte hij maar een zeer beperkte groep. Of Luther zijn 95 stellingen überhaupt aan het prikbord van de universiteit spijkerde, de deur van de slotkerk, daarover zijn de geleerden het op dit moment niet

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=