Van Conflict naar Gemeenschap

44 HOOFDSTUK IV verwachtten: de bijbel moest niet alleen ter eigen stichting, maar ook ter stichting van anderen bestudeerd en overdacht worden. De kerkvaders, met name Augustinus, speelden een cruciale rol in de ontwikkeling en uiteindelijke vorm van Luthers theologie. “Onze theologie en St. Augustinus boeken de gewenste vooruitgang”29 schreef hij in 1517, en in de Heidelberger Disputation noemt hij St. Augustinus “de meest getrouwe interpreet”30 van de apostel Paulus. Luthers wortels lagen dus duidelijk in de patristieke traditie. MONASTIEKE EN MYSTIEKE THEOLOGIE 99. Luther stond weliswaar overwegend kritisch tegenover scholastieke theologen, maar als augustijner monnik leefde, dacht en theologiseerde hij twintig jaar lang in de traditie van monastieke theologie. Een van de meest invloedrijke monastieke theologen was de door Luther hooggeachte Bernardus van Clairvaux. Luthers interpretatie van de Schrift als de plaats waar God en mens elkaar ontmoetten vertoont duidelijke parallellen met Bernardus’ opvatting van de Schrift. 100. Luther had ook sterke wortels in de laat-middeleeuwse mystieke traditie. Hij vond steun in en voelde zich begrepen door de Duitse preken van Johannes Tauler (†1361). Daarnaast publiceerde Luther zelf de anonieme mystieke tekst Theologia deutsch (1518). Dankzij Luthers publicatie werd deze tekst alom bekend. 101. Luther was de prior van zijn orde, Johann von Staupitz, zijn hele leven dankbaar; diens christocentrische theologie troostte hem in zijn aanvechtingen. Staupitz was een vertegenwoordiger van de bruidsmystiek. Luther heeft het meermaals over zijn bemoedigende invloed: hij zei dat Staupitz “deze leer heeft geïnitieerd”,31 en prees hem “allereerst omdat hij mijn vader was in deze leer, en [mij] geboorte gaf in Christus”.32 In de late Middeleeuwen kwam een lekentheologie op (de ‘Frömmigkeitstheologie’). Deze theologie bespiegelde het christelijk leven in praktische zin en richtte zich op de vroomheidspraktijk. Ze stimuleerde Luther om zelf traktaten te 29 WAB 1, 99,8 (aan Johann Lang, 18 mei 1517). 30 WA 1, 353,14. 31 WAB 1, 245,12 (voorjaar 1533). 32 WAB 11, 67,7v. (aan keurvorst Johann Friedrich, 27 maart 1545).

RkJQdWJsaXNoZXIy MzgxMzI=