Kerken in het publieke domein? Of en hoe

Smit

Wat hebben “de kerken” in het publieke domein te vinden? Zijn ze er überhaupt nog en als ze er zijn, hebben ze dan iets te melden? De uitnodiging om deze bijdrage te schrijven heeft het nadrukkelijk over “de rol van de kerken in het publieke domein” en vraagt mij omdat ik wel eens een theologische mening geuit heb in dat domein.

Ik of de kerk – wie spreekt?

In dit alles zit gelijk een spanning: een formele stellingname namens een kerk heb ik nooit van me gegeven, dat kan ik ook niet omdat ik niet de kerk ben en ook niet de opdracht heb die als geheel te representeren (die heeft de bisschop). Natuurlijk is het wel zo dat ik als priester ambtsdrager ben en daarmee een formele representant van de “officiële kerk” ben, maar dat betekent nog niet dat ik haar ook als geheel vertegenwoordig. Bovendien schrijf ik vrijwel altijd ook in mijn rol als hoogleraar en daarmee vertegenwoordig ik dan ook niet de gehele universiteit (dat is aan de rector magnificus of de voorzitter van het College van Bestuur voorgehouden). Ik geef dit aan omdat ik het een belangrijk verschil vind. Als ik me, meer of minder, op persoonlijke titel – maar dan natuurlijk wel als de persoon die ik ben, onder meer priester en hoogleraar – uit, dan gaat het daarbij om mijn mening, niet om de mening waarvan ik pretendeer dat een heel instituut of gemeenschap die heeft of zou moeten hebben. Wanneer “de kerken” zich uiten in het publieke debat en, inderdaad, zo vaak gebeurt dat niet en als het wel gebeurt is het vaak niet zo handig of (nog vaker) naar aanleiding van onaangename ontwikkelingen, dan is de pretentie wél om een representatief statement te maken. Dat laatste is nogal wat; brokken zijn snel gemaakt. Dit heeft te maken met wat het betekent om te spreken als instituut dat ten diepste een gemeenschap is en dat als gemeenschap op zoek is naar steeds nieuwe manieren om de betekenis van de traditie onder woorden te brengen. Het heeft ook te maken met verwachtingen die er aan zulk spreken gekoppeld worden. Het is daarmee lastig, maar wel mogelijk. In wat volgt ga ik kort op de problematiek in en geef dan een voorbeeld van kerkelijk optreden in het publiek domein dat niet alleen effectief is, maar zelfs meerwaarde heeft van specifiek kerkelijke signatuur.

De kerk zegt het beste wat ik denk

Geconfronteerd met precies dezelfde uitdaging die ook ten grondslag ligt aan deze bijdrage en de serie waarin hij verschijnt, bracht de Duitse bisschop Matthias Ring (Katholisches Bistum der Alt-Katholiken) één van de belangrijkste spanningen rondom het verlangen dat de kerk zich meer in het publieke debat mengt op een noemer. De meeste mensen die vinden dat kerken zich meer in het publieke debat moeten mengen, vinden tegelijkertijd dat de kerken dan het beste ook dat zegt wat zij denken. Als dat niet zo is, is er natuurlijk een probleem, de reactie daarop kan variëren van teleurstelling tot woede. De diverse reacties op pauselijke uitingen laten dat goed zien. Verschillende groepen binnen- en buitenkerkelijke mensen zijn, al naar gelang de eigen overtuiging, wel of niet enthousiast over een encycliek als Laudato Sì. Mijn sympathie ligt wel bij dit document, maar het ligt in het geheel niet bij een statement over gender als voorkomt in de verklaring die deze zelfde paus samen met patriarch Kyrill op Cuba ondertekende (ook wanneer in het eerder genoemde document in par. 6, wat verhuld, iets soortgelijks staat). In beide gevallen gaat het om een breed waargenomen formele kerkelijke uiting in het publieke domein met het doel de vormgeving van de samenleving te beïnvloeden. Kortom: als een kerk zich uit, is daarmee nog lang niet gezegd dat iedereen die vindt dat het belangrijk is dat ze dat doet, daar ook enthousiast over is. Sterker nog, duidelijke stellingnames die niet breed gedragen worden, of die door een groep binnen de kerk nadrukkelijk afgewezen worden, kunnen het bestaan van de kerk als een gemeenschap zelfs onder druk zetten. Het Twitteraccount van de paus is wat dat betreft een interessante tussenoplossing: het zijn tegelijkertijd wel en geen officiële statements die daarop verschijnen en scheppen ruimte voor semi-persoonlijke mededelingen. Paus Franciscus’ “off the cuff” opmerkingen, al dan niet daarna “toegelicht” door een PR-medewerker, zorgen voor een zelfde soort ruimte.

Langzaam spreken namens de kerk

Het andere aspect van spreken namens de kerk dat dit gecompliceerd kan maken is dat de kerk in zichzelf een “hermeneutische gemeenschap” is, een gemeenschap waarvan de leden met elkaar op zoek zijn naar een geloofwaardige manier om het Evangelie onder woorden te brengen. Hoewel een kerkelijke ambtsdrager niet altijd dat hoeft te zeggen wat een gemeen-schap denkt – een profetische functie is er zeker ook – is het wel verstandig om echt te luisteren naar wat er leeft. Het is immers niet bepaald uitgesloten dat de Geest daardoor werkt en er in de “sensus fidelium” belangrijke inzichten naar boven komen. Voor spreken namens de kerk door ambtsdragers betekent dit: eerst ook luisteren naar wat andere mensen in de gemeenschap van de kerk denken. Als consequentie heeft dit er één die voor inspelen op de actualiteit niet altijd handig is: het maakt het kerkelijke spreken langzaam. Er moet immers eerst geluisterd en nagedacht worden! In sommige situaties lijkt de luxe van tijd er niet te zijn. Bij calamiteiten buiten en binnen de kerk bijvoorbeeld. Het is dan een hele kunst om woorden te vinden die recht doen aan een situatie, maar die niet al te snel interpretaties bieden: ze zouden best wel eens door dieper en verstandiger inzicht ingehaald kunnen worden. De waarde van een kerkelijke stem zou hoe dan ook wel eens in de meer doordachte reactie kunnen zitten dan in de al te snelle en duidelijke tweet of Facebook post.

Ieder nadeel…Naar een kerkelijke bijdrage met meerwaarde

Met Johan Cruijff: heeft z’n voordeel. In de wens naar een sterkere rol van “de kerken” in het publieke debat zoals die meestal geuit wordt, zit ook een behoorlijke adder onder het gras, namelijk de aanname dat de beste manier voor kerken om dat te doen is door mee te doen met “de rest van de maatschappij.” Het resultaat is dan vaak teleurstelling: kerken hebben vaak niet de expertise, de ressources en de manier van werken om dit echt voor elkaar te krijgen. Degenen die dit wel op een behoorlijke manier voor elkaar krijgen zijn individuele theologen met een specifieke opdracht of zulke die er hun werk van gemaakt hebben. Een goed voorbeeld is Rikko Voorberg, ook de verkiezing van de “Theoloog des Vaderlands” is met het doel zulke persoonlijkheden te creëren in het leven geroepen. Kan het ook anders? Ja, dat kan. Het volgende voorbeeld laat zien op welke manier.

In 2014 bezocht Zijne Alheiligheid Bartholomeüs I op uitnodiging van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland, deze kerk, de Nederlandse Orthodoxe kerken, de Nederlandse Oecumene en Nederland als geheel. Dit stelde de Oud-Katholieke Kerk voor de vraag: hoe geven we hier op een passende manier vorm aan? Deze vraag werd mede ingegeven door het feit dat deze patriarch zich nadrukkelijk profileert als “groene patriarch” door een lange en effectieve inzet om het thema ecologie op de agenda van het kerkelijk/maatschappelijke gesprek te krijgen. Het lukt hem met een verbluffend succes – en op een manier die organisch lijkt voort te komen uit de orthodoxe traditie en ook breed gedragen wordt. De werkwijze van de patriarch is daarbij onder meer het samenroepen van symposia, waaraan politici, wetenschappers, activisten, kunstenaars en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven deelnemen om samen de uitdagingen van de ecologische crisis te verkennen. Het geheim van deze bijeen-komsten lijkt te zijn dat ze iets scheppen waar de kerk goed in is als ze inderdaad recht doet aan haar roeping: een veilige gemeenschap, waarin met respect voor elkaar het goede nieuws verkend en geleefd wordt. Natuurlijk, een symposium is geen kerkdienst of zelfs maar een synode in het verlengde van een kerkdienst. Maar: iets van de sfeer van de communio die de kerk is, kan er wel voelbaar zijn. De formele rol van de kerk bij de gesprekken is daarbij rede-lijk beperkt: uitnodigen, gastvrij zijn, luisteren, vragen stellen. In Nederland werd toen beslo-ten om dat wat in het oecumenische patriarchaat al zo lang goed ging, ook te organiseren. Het werd het “ronde tafelgeprek” “Our daily bread” dat plaats vond op Koningsdag 26 april 2014. Het bracht ook in Nederland heel diverse stakeholders uit politiek, bedrijfsleven, media, we-tenschap, etcetera samen op een besloten plek, waar een vrij gesprek mogelijk werd. Het was voor de deelnemers een gesprek met meerwaarde, zoals ook uit de documentatie blijkt (Jan Jorrit Hasselaar/Peter-Ben Smit [red.], An Ongoing Conversation. The Green Patriarch in the Netherlands [Amersfoort, 2015]). Het smaakte naar meer en in 2015 volgde een soortgelijke bijeenkomst “We have a dream”, in de Waterleidingduinen, net voor de klimaattop in Parijs (vgl. Jan Jorrit Hasselaar [red.], We have a Dream. Inspiratietafel Klimaatverandering [Amers-foort, 2016]; Hasselaar was de drijvende kracht achter beide bijeenkomsten). Deze benadering staat voor een heel bepaalde manier van theologie bedrijven. Het is een manier van theologise-ren die de kerk als “ruimte” aanbiedt en wel als ruimte voor gesprek waarin alle mogelijke vormen van wijsheid en inzicht een rol kunnen spelen. Het is ook een manier van theologiseren die via een ervaring van veilige gemeenschap tot een dieper gesprek probeert te komen dan voor het oog van de camera mogelijk is. Zulke gemeenschap is de kerk ook op zijn best. De stem van de kerk is op die manier iets anders dan één van de vele stemmen in het concert, de kerk spreekt zo vanuit het diepste van wat ze is: gemeenschap en laat dat ten goede komen aan het maatschappelijke debat. Dat leidt niet tot klinkende statements, of tenminste niet met-een, het leidt wel tot een verbindende inzet die misschien wel inspirerender is en meer bijdraagt dan het zoveelste opiniestuk. Dat is ook prima: idealiter is de stem van de kerk altijd meer dan de stem van een individueel lid, theoloog of niet.

Prof.dr. P. Ben Smit is verbonden aan het Oud-Katholiek Seminarie waar zijn leeropdracht het onderzoek naar de Oude katholieke kerkstructuren (alsmede inhoudende geschiedenis en leerstellingen van de oud-katholieke kerken) vanwege het Oud-Katholiek Seminarie omvat.